De Volkskrant, Marc van den Eerenbeemt, 8-6-2020

Het kon niet op voor de stad. Wereldwijd werden steden een magneet voor mensen die zich wilden wentelen in de kracht van de nieuwe economie. Die bleek juist te floreren in de steden. Met  de toestroom van buitenlandse kenniswerkers en de groei van het toerisme ontstond een ongekende drukte in bijvoorbeeld Amsterdam. De hoofdstad probeert naarstig binnen de eigen stadsgrenzen nog meer woningen te bouwen. 

De coronacrisis was vervolgens nergens zo zichtbaar als in de steden, met lege straten en kantoren en gesloten cafés, theaters en concertzalen. Ook met het versoepelen van een aantal coronamaatregelen heeft de stad zijn oude luister nog niet herwonnen.  

Fysieke nabijheid is een motor voor innovatie, welvaart en geluk, schreef de Amerikaanse hoogleraar economie Edward Glaeser in zijn invloedrijke werk De triomf van de stad, een lofzang op de ‘grootste uitvinding’ van de mensheid. Een kleine twee weken geleden sprak de Harvard-econoom op het Amerikaanse publieke radiostation KCRW ook over de ‘duivels van de dichtheid’ van de stad. Dat zijn bijvoorbeeld hoge huizenprijzen, misdaad en verkeersopstoppingen, maar ook: besmettelijke ziekten. Eerder werden steden platgelegd door ziekten als cholera en de pest, nu is het corona.

Zal de stad de coronacrisis overleven, wilde de interviewer weten. Vinden we snel een vaccin, dan zullen steden vlot opveren, denkt stadspaus Glaeser. Blijft corona een probleem, of komt er een ander virus, dan is een radicaal ander scenario mogelijk. Dan is de stad niet langer aantrekkelijk, maar vooral angstaanjagend.

Preventie

Steden moeten miljarden euro’s gaan investeren in de preventie van een volgende pandemie, maande Glaeser eerder al in City Journal, een Amerikaans tijdschrift voor stedelijk beleid. Ze overwonnen epidemieën door de peperdure aanleg van riolering en voorzieningen voor schoon drinkwater. Nu is het, bijvoorbeeld, tijd om stedelijke centra tegen virusziekten op te richten. Want blijft de dreiging van een volgende ziekte hangen, dan zullen meer mensen de stad verlaten. Dat betekent volgens Glaeser minder innovatie en minder economische groei. En zal de schade dus veel groter zijn.

Steden staan aan de vooravond van grote veranderingen, als er niet op korte termijn een coronavaccin komt, denkt Gert-Jan Hospers, hoogleraar stad en regio en werkzaam aan de Radboud Universiteit Nijmegen. ‘Dichtheid maakt plaats voor distantie. Tolerantie wordt toezicht en controle’, vat hij het samen.

‘Stadsbewoners hebben door corona meer ruimte en meer groen nodig. Ze moeten elkaar kunnen ontmoeten met voldoende onderlinge afstand. Ze moeten ook kunnen sporten en bewegen. De omvang en kwaliteit van de openbare ruimte wordt veel belangrijker.’

Hoe dat kan? Door meer aandacht voor stadsparken, zegt Hospers. ‘Of door het beter ontsluiten van natuur en platteland rond de stad. Misschien hebben we ook meer hoogbouw nodig, om ruimte op de grond te besparen. Die gebouwen moeten wel zijn toegerust op het leven met virussen, dat kan met bredere trappen en grotere liften. En worden parkeerterreinen of voetbalstadions minder gebruikt? Maak daar tijdelijk stadsstranden of speeltuinen van. De stilstand biedt ruimte voor experimenten.’

Technologisch toezicht

Steden zullen hun inwoners beter in de gaten gaan houden, denkt de economisch geograaf. Om het gedrag van hun burgers in goede banen te leiden, zullen niet alleen meer toezichthouders worden aangesteld in parken en winkelstraten. Ook het technologisch toezicht zal worden uitgebreid. ‘Dat kan digitale surveillance zijn of het meten van je lichaamstemperatuur voor de toegang tot een openbaar gebouw. Of de volg-app van dit kabinet natuurlijk.’

De stad mag dan minder aantrekkelijk worden, toch zal het stedelijk leven blijven trekken, denkt Hospers. ‘Niet vanwege de grote evenementen of de gezellige drukte. Daarmee zullen we het voorlopig even zonder moeten doen. Juist de economische crisis zal mensen naar de stad drijven, zoals al eeuwen het geval is. Economische noodzaak is sterker dan de angst voor een besmetting.’

Laten we niet te hard van stapel lopen met corona-ingrepen in de stad, zegt architect Tako Postma, stadsbouwmeester in Delft en lid van de commissie Ruimtelijke Kwaliteit van de gemeente Amsterdam. ‘Veel steden zijn al bezig met een transitie in duurzaamheid en mobiliteit. Door corona zal die verandering alleen maar sneller gaan, omdat de oplossingen goed passen bij deze crisis. Meer fietsen en lopen en minder auto, bijvoorbeeld. 

‘Straten en pleinen zijn er niet om snel autoverkeer te faciliteren. Ze zijn er voor de mensen zelf. Als we de maximumsnelheid verlagen, wordt de auto vanzelf minder dominant. Dan ontstaat er ruimte voor wandelaars en fietsers. Dat vergroot de kans op toevallige ontmoetingen. Die nabijheid is voor mij een van de belangrijkste stedelijke kwaliteiten.’ 

Als de coronacrisis ons iets heeft geleerd, vindt Postma, ‘dan is het dat we het ons kunnen veroorloven om minder te reizen. We merken dat een videogesprek ook goed kan werken. We hoeven niet meer overal naartoe en dat levert een rustiger leven op. We merken ook dat thuiswerken vaak heel goed mogelijk is. Als we dat ook na deze crisis blijven doen, dan is de kwaliteit van ons huis en onze omgeving nog belangrijker. Dat is een reden om te blijven investeren in de stad, om deze crisis zo goed mogelijk door te komen.’

Ontredderde hoogleraar

In de beginweken van de pandemie voelde Kristiaan Borret, stadsbouwmeester van Brussel en hoogleraar stedenbouw, zich ontredderd. ‘Ik was onthutst in mijn wereldbeeld’, vertelde hij onlangs in stadsblad Bruzz. ‘De stedelijke waarden werden plots in twijfel getrokken. De nabijheid, de vermenging: alle voordelen van de stad waren een vervelend nadeel geworden.’

Door de crisis zag hij veel ongelijkheid in de stad en met de voorsteden. ‘Tussen mensen met een tuin en mensen zonder tuin. In een aantal steden is een buitenruimte, terras of tuin verplicht voor elke woning. In Brussel niet. De crisis leert ons dat een buitenruimte een essentiële woonkwaliteit is. Waarom niet van alle 814 doodlopende straten in Brussel woonerven maken? Om de heatstress te verminderen hebben we overal een beetje groen nodig.’

De verduurzaming van de stad is volgens Borret alleen maar belangrijker geworden. ‘Alle maatregelen die we al kennen om de stad klimaatrobuuster te maken, blijken ook in deze crisis van pas te komen. Ik denk aan meer groene ruimte, maar ook aan nabijheid. Met winkels, scholen, bedrijfjes en de huisarts op buurtniveau. Dat is goed voor het klimaat, maar is ook handig in crisistijd. We komen uit een tijd van schaalvergroting, globalisering en centralisatie. Daar willen we van weg. De stad moet bewandelbaar zijn.’

Na de ontreddering is er voor Borret weer hoop. ‘Steden blijven hun aantrekkingskracht behouden. Er waren ook die applausmomenten om 20 uur. Dan dacht ik: wij zitten misschien op elkaars lip, maar daardoor hebben we tenminste een collectief gevoel van solidariteit.’

De coronacrisis zet veel vragen over stedelijk wonen op scherp, vindt Jutta Hinterleitner, architect en leider van een onderzoek naar de toekomst van de stad van architectenvereniging BNA. ‘Over mobiliteit in de stad, stedelijk groen en verduurzaming, maar ook over de sterke toename van het aantal micro-appartementen. Ze hebben vaak veel gedeelde voorzieningen, zoals een werk- of ontmoetingsruimte. De bewoners gebruiken de stad ook nog eens veel intensiever, omdat hun woningen zo klein zijn. De coronacrisis zet extra vraagtekens bij de trend om steeds kleinere woningen te bouwen.’

Zij ziet de toekomst van de stad zonnig in, ondanks de coronacrisis. ‘Epidemieën hebben de ontwikkeling van steden nooit kunnen breken. Als we door deze crisis heen zijn, pakken we het stedelijk leven weer met plezier op, denk ik.’