Het was een veelzeggende uitspraak die de makelaar met tientallen jaren ervaring op de Amsterdamse markt onlangs deed: ze spreekt zo ongeveer alleen nog maar Engels tijdens haar verkoopgesprekken. Want haar klanten, voor het overgrote deel expats op zoek naar een woning binnen de Ring, stromen toe van heinde en verre. “Ze waren een tijdje weg, met corona was het rustiger, maar nu zijn ze weer helemaal terug.”
Kijk en luister op straat en in de winkels: Amsterdam internationaliseert in razend tempo. Bestel een drankje in een café en je wordt vaak glazig aangekeken als je dat in het Nederlands probeert. Schuif voor de grap eens aan bij een willekeurig college op de universiteit en je wordt omringd door mensen van over de hele aardbol. In treinen, op ouderavonden en zakelijke gesprekken, bij voetbalverenigingen en langs zandbakken: overal waar je komt heb je vaak aan de vingers van een hand niet genoeg om alle nationaliteiten te tellen.
Dat het soms tot frictie leidt is onvermijdelijk, onder Amsterdammers kom je zo af en toe ook een enorme hork tegen. Maar praat een groot deel van de binnenstadbewoners bijvoorbeeld niet van de hordes toeristen die aan hun huizen voorbijtrekken, van ’s morgens vroeg tot - in elk geval vóór corona – ’s morgens vroeg? Het zijn de mensen die de uitwassen en de massaliteit van de veranderende stad voor hun kiezen krijgen.
De aantrekkingskracht van Amsterdam heeft meer gevolgen. Neem de makelaar die voor het grootste deel de internationale markt bedient met haar Amsterdamse woningen: “Amsterdammers hebben nauwelijks nog kans op een huis. Expats hebben meer te besteden, al is het maar omdat ze fiscale voordelen hebben.”
Recent onderzoek toont inderdaad aan dat de internationale kenniswerker de stad na het eerste coronajaar weer weet te vinden. Woningplatform Pararius bijvoorbeeld concludeerde in oktober dat de vrijesectorhuren in de stad weer in de lift zitten. Oorzaak: de terugkeer van expats en toeristen. Tijdens de pandemie werden vrijgekomen huurwoningen, met name die in het hogere segment, minder makkelijk verhuurd. Om leegstand te voorkomen en woningen alsnog te verhuren aan lokale woningzoekenden, werden ze aantrekkelijker geprijsd, stelde Pararius. Tot nu dus.
Nederlandse studenten verdrongen
De UvA luidde begin november de noodklok: de universiteit blijkt de sterke groei van het aantal internationale studenten niet meer aan te kunnen. Volgens UvA-bestuursvoorzitter Geert ten Dam zou het aantal buitenlandse studenten met een derde zijn toegenomen, waardoor de kwaliteit van het onderwijs onder druk komt te staan, en Nederlandse studenten worden verdrongen.
Aan de UvA alleen al studeren bijna 13.000 internationale studenten, op een totaal van iets meer dan 41.000 studenten. De sterke groei heeft de universiteit overvallen, stelde Ten Dam: “Tien jaar geleden wilden we internationale studenten juist aantrekken, opgeleid worden in een internationale context hoort vandaag de dag bij een universiteit. We hadden echter niet zien aankomen dat het aantal zó snel zo veel zou groeien.”
De discussie over de internationalisering raakt op veel punten de onrust die enkele jaren geleden ontstond toen Amsterdam te maken kreeg met de keerzijde van het zich razendsnel ontwikkelende toerisme. Enerzijds verdient de stad er geld mee, profiteert van bijvoorbeeld een keur aan kwalitatief hoogwaardige culturele instellingen en veel goede restaurants. Maar de bijkomende ‘pijn’ ervan roept ook de vraag op: willen we dit? En zo nee: is Amsterdam bij machte om zich aan mondiale ontwikkelingen te onttrekken, desnoods een beetje?
Een van de meest aanwezige deelnemers aan de discussie was destijds toerismedeskundige Stephen Hodes. Als het aan hem had gelegen had de stad zich van meet af aan duidelijk gepositioneerd ten aanzien van het massatoerisme, al heeft hij de bezoekersgroei ook altijd gezien als deel van een bredere internationalisering. Die ontwikkeling baarde hem weleens zorgen en dat is de afgelopen jaren zeker niet minder geworden. “Tegenhouden kan niet, de wereld raakt steeds meer verbonden met elkaar. Als je een hek om de stad plaatst, dan is het geen stad meer. Maar je zou wel een duidelijker standpunt moeten hebben over de stad en haar identiteit.”
Volgens Hodes hebben we ‘ernstig’ te maken met de veranderende stad. “Mensen vinden geen plek meer om te wonen en te leven. Winkels in de binnenstad verdwijnen, het worden allemaal restaurants. Dat is een slechte ontwikkeling. Want Amsterdam is klein. Mensen noemen het soms een global village, maar die twee woorden gaan niet samen. Omdat de afmetingen van de stad maar zo beperkt zijn, merk je het onmiddellijk als we ook maar een beetje internationaliseren.”
Duidelijk inzetten op een beweging naar méér internationalisering vindt Hodes riskant. “Be careful what you wish for, there’s always a catch. Natuurlijk moet je meebewegen met de veranderende wereld, maar de stad moet vooral vooruit denken. Wat als het gaat lukken, wat zijn dan de gevolgen? Waar laat je al die nieuwe internationale kenniswerkers? Wat doet hun massale aanwezigheid met de stad en de mensen die er al wonen? Vragen waar je eerst antwoorden op moet formuleren.”
Handelsmetropool
Planoloog Zef Hemel, hoogleraar grootstedelijke vraagstukken aan de UvA pleit ervoor de realiteit vooral onder ogen te zien. “Amsterdam is een van de best verbonden steden ter wereld, met een van de grootste luchthavens op aarde en gelegen boven op een majeure internetknoop. De economie is open, er zijn internationale scholen, de stad is buitengewoon leefbaar, en Amsterdam is vanouds een handelsmetropool.”
Verzet heeft geen zin, aldus Hemel. “We zullen dus het spel van de globalisering behendig moeten spelen om onze aantrekkelijke kanten niet te verliezen. Zoek de kansen, maar sluit niet de ogen.”
De hakken in het zand zetten, leidt slechts tot frustratie en vervreemding, zegt Hemel. “Je moet voorkomen dat je terechtkomt in een wereld waarin je je niet meer kan oriënteren. Dat leidt tot ontworteling, je niet meer thuisvoelen, dat je een stad wordt waarin de bewoners los raken van hun omgeving.”
Volgens Hemel moet de invloed die een stad als Amsterdam kan uitoefenen ook niet overdreven worden. “Je kunt als stad hooguit bijsturen. Zeggen: we mogen hier alleen nog maar Nederlands praten, gaat niet helpen natuurlijk. Amsterdam is niet in charge, wat er gebeurt is simpelweg niet volledig beheersbaar.”
Het komt vooral neer op duidelijke keuzes maken, zegt econoom Barbara Baarsma, werkzaam bij de Rabobank en hoogleraar toegepaste economie aan de UvA. “Wat voor stad wil je zijn? Ik ga er niet over welke keuze Amsterdam, of liever gezegd de metropoolregio, maakt, als er maar bewust wordt gekozen.”
Vestigingsklimaat
Begin dit jaar was Baarsma betrokken bij een onderzoek naar de positie van Amsterdam en de regio na de coronacrisis. Ook daarbij draaide het om het bepalen van een toekomstbeeld van de stad. Moet Amsterdam verder gaan met het trekken van internationale bedrijven? Is het verstandig in te zetten op een zo aantrekkelijk mogelijk vestigingsklimaat? Of moet de stad bescheidener zijn en een meer regionale metropool worden?
Wat je ook kiest, er zijn gevolgen. Meegaan in de vaart der volkeren levert economisch gezien winst op, het zal de werkgelegenheid opstuwen. Maar tegelijk zullen de problemen op de huizenmarkt er niet mee worden opgelost, aldus Baarsma en haar medeonderzoekers. Middeninkomens zullen de stad blijven verlaten, voor politieagenten, leraren en verpleegkundigen maak je het misschien wel nog lastiger dan nu.
Baarsma schreef recent nog mee aan het onderzoek Globalancerenvan de onafhankelijke denktank DenkWerk. De onderzoekers stellen dat de wereld zal regionaliseren: sterkere banden binnen de regio’s, maar minder sterke banden tússen de regio’s. “Nederland kan navigeren in de regionaliserende wereld,” zegt zij mede naar aanleiding van die publicatie. De onderzoekers schrijven onder meer dat Nederland zou moeten inzetten op een nauwere Europese samenwerking.
Net als Hemel zegt zij dat het uitgangspunt van Nederland en Amsterdam goed is. “We hebben een sterke diensteneconomie, een sector die de komende jaren waarschijnlijk hard blijft groeien en leidt tot meer internationalisering. Als we dat niet willen, is dus bewust beleid nodig, gericht op een andere balans tussen globaal en regionaal.”
Keuzes maken
In de fysieke ruimte liggen pijnlijke keuzes, zegt Jaap Schreurs van Boston Consulting Group, die meewerkte aan het onderzoek naar de toekomstige ontwikkelmogelijkheden van Amsterdam. “De speelruimte die je als regio hebt is beperkter. En, en gaat niet meer, het is of, of. Als je wil inzetten op Amsterdam als stad van innovatie, dan kun je bijvoorbeeld de Noord/Zuidlijn doortrekken. Daarmee krijg je een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven. En inzetten op toptalent en internationale kenniswerkers. Maar dat betekent wel meer druk op de huizenmarkt. Daar moet je eerlijk in zijn. Je zou dan wel de welvaart die dat oplevert kunnen inzetten om de lasten die dat met zich meebrengt te verlichten.”
Als je duidelijke keuzes maakt, bijvoorbeeld in de wetgeving, ben je minder een speelbal van internationale ontwikkelingen, zegt Schreurs. “Je kunt wel beleid voeren om het toerisme te reguleren. Airbnb is aan steeds meer regels gebonden, Amsterdam heeft een hotelstop ingevoerd, waarmee het invloed kan uitoefenen op het aantal kamers en de plek waarop nieuwe hotels kunnen komen. Er zijn dus mogelijkheden.”
Als het aan planoloog Hemel ligt, gaat Amsterdam regionaliseren. “Dan bedoel ik: denken in termen van Groot-Amsterdam, dus de hele metropoolregio. Amsterdam in de wereld stopt echt niet bij de gemeentegrenzen. Die gemeentegrenzen zijn iets administratiefs, ooit bedacht door Den Haag. Die hebben niets met het werkelijke Amsterdam te maken.”
‘Almere omarmen’
Een gevolg daarvan is volgens Hemel dat verder moet worden gekeken dan die grenzen. “Niet Alkmaar, wel Almere. Almere Pampus zou morgen al gebouwd kunnen worden. De IJmeerverbinding volgt later. Almere omarmen dus. En Zaanstad natuurlijk ook. En dan gaat het niet alleen om veel woningen bouwen, maar ook de voorzieningen maken. Dat moet gelijk opgaan.”
Maar de dynamiek van de metropool Amsterdam zit ‘m volgens Hemel vooral in het zuiden: de Haarlemmermeer, Aalsmeer, Amstelveen, Uithoorn. “Daar moet een groot plan voor komen, afgestemd met Schiphol. Dat vereist nauwe samenwerking tussen de gemeenten. En het goede nieuws is: Amstelland-Meerlanden werkt al goed samen. Amsterdam zou bij die bestaande samenwerking moeten aansluiten.”
De stad moet vooral proberen de wereld en de bewegingen die daar gaande zijn te begrijpen, zegt Hemel. “Dat het internationaal geneesmiddelenbureau EMA naar hier is gekomen komt vooral omdat ze hier zelf graag heen gingen. Als de stad ophoudt zich te verzetten en zichzelf een rol geeft binnen het geheel, dan zullen we daar baat bij hebben. Want het gebeurt dus al.”