De visie die Zef Hemel op 10 oktober in de Beurs van Berlage presenteerde bestaat uit zes hoofdpunten, waarvan er één uitspringt en zich nogal moeizaam verhoudt tot de andere punten. Waar vijf punten gaan over de toekomst van de binnenstad, gaat het zesde punt eigenlijk meer over de toekomst van de Zuidas.

 

Vervreemding

De visie begint met een uiteenzetting over het gevoel van vervreemding (‘een geestelijke afstand tot de omgeving’) dat door steeds meer binnenstadbewoners wordt ervaren. Een terechte constatering. Dit onderdeel bevat beschouwingen zoals dat de markt (lees: horeca, toerisme) steeds meer is gaan bepalen wat de status en het profiel van centra is en dat burgers elkaar steeds meer virtueel ontmoeten. Beide ontwikkelingen hebben zich in een razendsnel tempo voltrokken en leiden samen tot het verdwijnen van de ontmoetingsfunctie van de binnenstad. Bewoners trekken weg, Amsterdammers mijden de binnenstad. De sociale functie van de binnenstad is in steeds meer buurten weggedrukt door commerciële partijen.

De explosieve groei van vakantieverhuur wordt hier ten onrechte niet genoemd, maar is wel een uitvloeisel van beide ontwikkelingen (toerisme en internet) en heeft in zeer grote mate bijgedragen aan het gevoel van vervreemding van bewoners. Helaas gaat Hemel niet in op de noodzaak om vakantieverhuur terug te dringen en woningen weer beschikbaar te maken (en houden) voor bewoners die zich betrokken voelen bij een buurt en er niet slechts enkele dagen verblijven.

 

Ook het winkelaanbod is in delen van de binnenstad drastisch veranderd. Terecht merkt Hemel op dat oude vertrouwde winkels (bakkers, boekwinkels) niet terug zullen keren, want daar zijn ook andere ontwikkelingen debet aan. Maar het zou al heel wat zijn als er weer winkels en ondernemers naar de binnenstad komen die zich verbonden voelen met de stad, met de buurt en niets slechts door winstoogmerk worden gedreven.

 

‘De binnenstad is verwaarloosd en mishandeld’, zo formuleerde Halsema het in haar eerste reactie. Overexploitatie, verdringing, verloedering en ja vervreemding zijn het gevolg. Maar hoe we die negatieve krachten kunnen tegengaan, daar lezen we niets over.

 

Zuidas

De Zuidas moet een tweede toeristisch centrumgebied worden. Achterliggende gedachte is dat als de Zuidas een aantrekkelijk gebied voor buitenlandse toeristen wordt, dit de binnenstad zal ontlasten. Planoloog Hemel maakt hier een grote denkfout en lijkt zich te schikken naar de wensen van de markt. De Zuidas zoals hij die voor zich ziet, zal wellicht veel toeristen trekken, maar of dat de toeristen zijn die nu voor overlast in de binnenstad zorgen is onwaarschijnlijk. Hij heeft hier een specifieke categorie toeristen (internationale toeristen met veel geld) voor ogen. Het is een naïeve gedachte dat er daardoor minder toeristen naar de binnenstad zouden komen. Een tweede toeristisch centrum binnen Amsterdam is geen goed idee. Bovendien is zo’n tweede centrumgebied al eens geprobeerd, zonder succes.

 

Hemel is niet voor spreiding, zo stelt hij, en hij geeft daarvoor een aantal argumenten (niet duurzaam, leidt tot verdunning). Maar eigenlijk heeft hij het daar wel over als hij zegt dat de route van CS naar Museumplein moet worden doorgetrokken naar de Zuidas. Het daartussen liggende gebied zal daardoor veel meer dan nu het geval is te maken krijgen met toeristenstromen, vakantieverhuur, prijsopdrijving, vercommercialisering, verdringing en (andere) effecten die de leefbaarheid van buurten aantasten. Is dat de bedoeling?

 

Het door Hemel gewenste effect dat de mental map kantelt doordat de binnenstad niet meer de belangrijkste aankomstplek in Amsterdam is, zal ooit ook zonder iconische trekpleisters op de Zuidas bereikt worden. Er komen minder sporen bij het Centraal Station, meer bij station Zuid en dat zou tot iets minder druk op de route CS-Rokin/Vijzelgracht kunnen leiden. Maar met de verwachte verdubbeling van het aantal toeristen naar Amsterdam lost het uiteindelijk voor de binnenstad niets op. De Noord-Zuidlijn brengt al die reizigers in no time vanaf station Zuid naar de binnenstad. Dus meer toeristen aantrekken door attracties op de Zuidas te realiseren, zal juist leiden tot méér toeristen in de binnenstad. En dat stelt alle andere visionaire ideeën die Hemel voor de binnenstad schetst in een ander daglicht.

 

Tuinieren

Hoe moeten we ons de binnenstad van de toekomst verbeelden? Tegenover de vaak genoemde beelden ‘(urban) jungle’ en ‘pretpark’ stelt Hemel het opwekkender toekomstbeeld van de ‘monumentale tuin’. Ten onrechte noemt hij de eerste twee ook toekomstbeelden, alsof dat gewenste beelden zouden zijn. Die twee beelden verwijzen echter naar de situatie die in bepaalde delen van de binnenstad is ontstaan en in andere delen zal ontstaan onder meer als gevolg van de ongebreidelde groei van het massatoerisme. Het zijn schrikbeelden die in grote delen van de binnenstad helaas steeds meer werkelijkheid aan het worden zijn. Het is te gemakkelijk om daar zo maar een opwekkend beeld tegenover te stellen.

Iedere Amsterdammer zal het beeld van een monumentale tuin die zorg en aandacht krijgt van harte onderschrijven. Maar zonder stevige handhaving om de wetteloosheid tegen te gaan, en zonder maatregelen om de verdere verpretparking te stoppen, kan er geen sprake zijn van liefde en aandacht voor de ‘monumentale tuin’. De beelden zijn moeilijk met elkaar te verenigen en dat betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden om van een urban jungle/pretpark naar een monumentale tuin te komen. Ook op dit punt blijft Hemel veel te vaag.

 

Vrijblijvende en deels bekende ideeën

Dit laat onverlet dat er ook interessante ideeën staan in de visie; ideeën die soms ‘oud’ zijn maar verdere uitwerking verdienen. Zoals beter gebruik van het water in het licht van overbelasting van kades en bruggen en het autoluw-beleid. Het zal de binnenstad zeker goed doen als er niet vooral rondvaartboten en zuipsloepen door de gracht varen, maar deze zich moeten verhouden tot functioneel verkeer op het water. Verrassend genoeg noemt Hemel hier Venetië als voorbeeld. Dat er een proef in de negenstraatjes wordt gedaan is onjuist. Die pilot is vooralsnog gestrand in goede bedoelingen.

 

En uiteraard is rust brengen in de openbare ruimte een noodzakelijk voorwaarde voor herstel van de binnenstad. Dat betekent dat je vercommercialisering van die openbare ruimte moet tegengaan. Door een netwerk van BIZ-zen aaneen te smeden, zoals Hemel voorstelt? Dat betwijfel ik.

Een betere verbinding tussen culturele instellingen en kennisinstituten, die ook nog eens zorgen voor een programmering die aansluit op de behoefte van de burgers van de stad, is een prachtig perspectief. Hemel wijst terecht op het belang van een krachtige regie (supervisor, dienst Binnenstad).

Het idee van de commons als een vorm van gemeenschappelijk beheer dat hij uiteenzet en omarmt zou zeker ook toegepast kunnen worden in de binnenstad. Alle partijen, inclusief bewoners, zetten zich gezamenlijk in voor een goed beheer van de tuin. Wie kan daar tegen zijn?

 

Wat de visie onevenwichtig maakt is dat er één hard punt in staat (iconen op de Zuidas) en er verder wat vrijblijvende en multi-interpretabele visioenen worden gepresenteerd. De echte keuzes zullen nog moeten worden gemaakt.

 

Carla Hoffschulte