Stephen Hodes, NRC, 31-10-2019
Het ei is gelegd, maar helaas geen ei van Columbus; in feite is het niet eens een oplossing. Eerlijk gezegd had ik dat ook niet verwacht toen ik hoorde dat burgemeester Halsema planoloog Zef Hemel had gevraagd om een visie voor de binnenstad van Amsterdam te ontwikkelen. Planologen denken veelal in termen van ruimte, plannen, assen en het stedelijke aanbod, en dat doet Zef Hemel ook. Niks mis mee, maar het probleem waar de binnenstad nu voor staat, is complexer en weerbarstiger.Tijdens de presentatie van zijn visie in de Beurs van Berlage op 10 oktober en het gesprek met de vele Amsterdammers die daarbij aanwezig waren, was één ding duidelijk: het ging primair over toerisme en over drukte in de binnenstad. En van toerisme heeft Zef Hemel weinig verstand.

In zijn visie stelt Hemel: „Spreiding biedt geen oplossing. Ruimtelijke spreiding is alles-behalve duurzaam, deze belast namelijk de infrastructuur, en het leidt hoogstens tot tijdelijke verdunning.” Eens, spreiding is geen oplossing. Niet omdat het niet duurzaam is, maar omdat toeristen zich niet zomaar laten sturen, niet zomaar laten spreiden. Na deze conclusie stelt Hemel dat de Zuidas het tweede toeristische centrum van Amsterdam moet worden. Dus tóch spreiding? Maar dat werkt toch niet? Of denkt hij echt dat de Zuidas als toeristische bestemming de binnenstad gaat overvleugelen?

In het artikel in NRC van 11 oktober (‘Als het iconisch is, komen de toeristen’) zegt Hemel dat een tweede toeristisch centrum nodig is. Daarin gaat hij voorbij aan het feit dat tot voor kort Amsterdam geen toeristisch centrum had; Amsterdam had een binnenstad waar gewoond, gewerkt en gerecreëerd werd, een binnenstad met bewoners, bedrijven en bezoekers, in balans met elkaar. Dat is een eigenschap die Amsterdam zo bijzonder maakte. Maar die balans is zoek, het is een toeristisch getto aan het worden (ik mag van Hemel het woord pretpark niet meer gebruiken), met een toeristische monocultuur waardoor bewoners er in toenemende mate niets meer te zoeken hebben.

Hier laat Hemel zien dat hij niet weet hoe toerisme in Europa werkt. Als je kijkt naar de meest bezochte en meest geïnstagramde steden, zijn het de historische steden en met name de historische centra en niet de central business districts zoals Canary Wharf in Londen of La Défense in Parijs. Niet dat er geen toeristen naar La Défense of Canary Wharf gaan, maar de aantallen zijn zeer beperkt. Ter verdediging schrijft Hemel: „En vergeet niet dat toeristen in de basis hetzelfde willen als wij: bereikbaarheid, veiligheid, schone lucht, een groene omgeving.” Dat is zó niet waar. De genoemde aspecten zijn potential dissatisfiers: een reden om weg te blijven als ze er niet zijn, maar voor een toerist zeker geen reden om een bestemming te bezoeken.

Daarnaast gaat hij voorbij aan een cruciaal punt: het aantal toeristen dat Amsterdam nu aandoet, zal in de komende 10 à 15 jaar verdubbelen; en die komen niet voor de Zuidas maar voor de binnenstad, waar de balans nog verder verstoord gaat worden omdat de monocultuur verder gaat toenemen.

Zijn plannen voor de Zuidas hebben ook een andere nadelig effect. Want, stél dat het zou lukken om de Zuidas toeristisch te ontwikkelen (in NRC zei hij: „als de architectuur iconisch is, dan komen ze wel”), dan is het gevolg daarvan dat Amsterdam nóg aantrekkelijker wordt en dus nóg drukker, want twee magneten hebben twee keer zoveel aantrekkingskracht. En hoe maakbaar is ‘iconisch’? Na de realisatie van Frank Gehrys iconische Guggenheim Museum in Bilbao is er vaker geprobeerd hetzelfde effect elders te realiseren, maar vaak zonder succes.

Als je de Zuidas toeristisch zou willen ontwikkelen dan moet er een reason to travel zijn. Daar zegt Hemel in zijn visie weinig over, behalve dat hij zich afvraagt waarom „belangrijke toeristische attracties uit de binnenstad op termijn niet zelf kunnen aangeven richting Zuidas te willen verhuizen?” In verschillende krantenartikelen heeft hij het over ‘een overdekte klimaattuin, een casino’, ‘een dependance van de Keukenhof... een goede mall, een concertzaal’. Die zijn niet iconisch en onvoldoende a reason to travel.

In zijn visie zegt hij niets over het volume van het aantal toeristen dat Amsterdam aandoet, over Schiphol, over Lelystad Airport, over de plannen voor een tweede Passenger Terminal voor cruiseschepen, over de duurzaamheid van toerisme, over de rol van de Metropoolregio Amsterdam, over vakantieverhuur en de hotellerie; allemaal politiek gevoelige kwesties. Dit alles betekent dat de toevoer en opvang van toeristen gaat toenemen, en met de verwachte verdubbeling van het aantal toeristen is de toeristische ontwikkeling van de Zuidas, al zóú het lukken, geen oplossing voor de binnenstad!

Ik begrijp zijn wens als planoloog om een tweede centrum te realiseren, om van Amsterdam een polycentrische stad te maken. Maar dat zal het probleem, de uitdaging waar Amsterdam nú voor staat – over-toerisme – niet oplossen.

De gemeente doet er verstandig aan kennis te nemen van deze visie en om te concluderen dat dit niet de gewenste weg is; hiermee komt Amsterdam niet vooruit, integendeel.