NRC, Yaël Vinckx, 22-5-2020

Toen hij begin februari zijn woonplaats verliet, om naar de universiteit in Leuven te gaan, waren de straten vol, de terrassen bezet en de kanalen druk. En hoewel er al enige zorgen waren om het uitdijende coronavirus, zat de stemming er nog altijd goed in, want het was carnaval.

Toen hij enkele weken later terugkeerde, om de lockdown bij zijn gezin door te brengen, was zijn stad uitgestorven. De bezoekers waren vertrokken, de restaurants dicht en de souvenirverkopers hadden hun boeltje ingepakt. Het was, zo zegt Jan van der Borg aan de telefoon, alsof hij door een filmdecor liep.

Hoogleraar ‘economie van het toerisme’ Jan van der Borg woont en werkt afwisselend aan de universiteit van Venetië en Leuven. Zijn gezin woont in Venetië. Op het vasteland, zoals de meeste Venetianen, want in de historisch oude stad aan de lagune woont bijna niemand meer.

„Honderdtachtigduizend inwoners in 1980, vijfentwintigduizend nu”, voegt de hoogleraar er bijna werktuigelijk aan toe – de rest van de stad is voor de toeristen.

Van der Borg was een van de eerste economen die voor de gevolgen van het massale toerisme waarschuwde, vooral voor de leefbaarheid van de stad. Dat was dertig jaar geleden.

Sindsdien groeide de toeristische sector hard. Zo steeg het toerisme vorig jaar wereldwijd met 4 procent, aldus het Nederlands Bureau voor Marketing en Toerisme (NBTC), terwijl het aantal buitenlandse ‘verblijfbezoekers’ in Nederland met 7 procent steeg, naar 20,1 miljoen.

En nu? „De snelst groeiende sector is de hardst getroffen sector”, zegt Van der Borg. Kijk naar Venetië, de stad met 260.000 inwoners trekt dertig miljoen bezoekers per jaar. Die brachten vorig jaar zo’n zes miljard euro op.

„Venetië heeft een monocultuur. Het toerisme heeft alle andere activiteiten verdrongen. De stad produceert niets meer en ook de creatieve industrie is vertrokken. Geen kunstenaar maakt hier nog iets. De stad fungeert hooguit als etalage voor kunst, tijdens de Biënnale bijvoorbeeld.”

Nu het coronavirus het toerisme per direct een halt heeft toegeroepen, heeft Venetië niets meer om van te leven. Dat merken vooral de kleinere familiebedrijven. „De verwachting is dat de helft van deze bedrijven de coronacrisis niet zal overleven, omdat ze vaak worden geleid door nauwelijks geschoolde mensen, met weinig visie en zonder spaarpot voor slechtere tijden”, zegt Van der Borg.

De eerste grote buitenlandse ondernemingen, zegt hij, hebben zich al gemeld om deze familiebedrijfjes over te nemen. De Italiaanse overheid waarschuwt inmiddels voor dit gevaar: Laat je niet opkopen, zegt ze tegen de familiebedrijven.

Van der Borg: „Voor je het weet, staan er Chinese en Duitse ondernemers met grote zakken geld op de stoep om de noodlijdende hotelier en restauranthouder op te kopen. Dergelijke buitenlandse ondernemers hebben vaak geen affiniteit met de lokale bevolking. Bovendien, hoe minder Venetiaans een bedrijf is, hoe minder grip de overheid heeft.” Al geeft hij óók toe dat er nauwelijks een alternatief voor de getroffen familiebedrijven is.

Voordelen van de crisis ziet hij ook. Onbedoeld zorgt het coronavirus voor een grote schoonmaak van de sector. Die tot grote werkloosheid, maar ook tot competitievere bedrijven zal leiden – alleen de sterken zullen overleven.

En dan is er de hoop op een nieuwe vorm van toerisme. Vóór de coronapandemie lag het massatoerisme al onder vuur; vanwege de schade aan de infrastructuur van een land, de leefbaarheid van een stad en het milieu bijvoorbeeld.

In Venetië en Barcelona protesteerden inwoners daarom tegen het massatoerisme en ook in Amsterdam en Berlijn kraaide het oproer. Het begrip ‘vliegschaamte’ deed zijn intrede, de roep om Airbnb aan banden te leggen werd luider, er werd gesproken over de invoering van een vliegtaks, belasting op tickets en kerosine.

Die vliegtaks, daar ziet Van der Borg veel heil in; hij is dan ook blij dat de Nederlandse overheid vorige maand een extra belasting van zeven euro per vliegticket invoerde.

Maar het meer aan banden leggen van bed&breakfasts (B&B) vindt hij een stuk minder verstandig. „Uit onderzoek in Venetië, Antwerpen en Utrecht is gebleken dat mensen die in een B&B overnachten, doorgaans langer blijven, meer uitgeven en meer ‘culturele bagage’ hebben dan mensen in twee of drie-sterrenhotels. Bovendien stelt een B&B lokale bewoners ook in staat om in de steeds duurder wordende stad te blijven wonen. Een lokale Venetiaan die zeven kamers heeft en die, als de kinderen het huis uitgaan, twee kamers verhuurt aan toeristen – daar moeten we niet tegenaan schoppen.”

Maar hoe staat het met vastgoedhandelaren die panden opkopen om als B&B te verhuren? Van der Borg, boos: „Verhuur je vijftig appartementen, dan ben je geen B&B maar een illegale hotelier en moet je keihard worden aangepakt.”

Hoewel Van der Borg het nog niet kan onderbouwen, daarvoor is er nog onvoldoende onderzoek gedaan, ziet hij langzaam een mentaliteitsverandering; vooral dertig-minners hebben een hang naar een duurzamere en kwalitatief betere vakantie. Dat geldt zelfs voor Chinese bezoekers, lang de ‘cheapo’s’ onder de toeristen.

„Voorheen kwamen Chinese toeristen in grote bussen, om steevast dezelfde attracties in dezelfde stad te bezoeken, dezelfde Chinese restaurants en dito hotels aan te doen. Nu zie ik in Venetië individuele Chinese bezoekers, die pasta en pizza eten en de bergen intrekken.”

En dan is er nog het vakantiereserveringssysteem, iets waar de hoogleraar al langere tijd voor pleit. Het maakt gebruik van timeslots, zoals al het geval is bij een bezoek aan onder meer het Alhambra in Spanje of Machu Picchu in Peru, waar de bezoeker van tevoren een ticket moet kopen bij een van de gecertificeerde aanbieders die hem vervolgens naar de verlaten Inca-stad brengen, waar hij dan maximaal vier uur mag verblijven, onder toeziend oog van een gids.

Zo’n reserveringssysteem moet worden uitgebreid, vindt de hoogleraar, voor alle grote bezienswaardigheden in een stad en zelfs voor bezoeken aan populaire stranden of bossen.

Hoe dat in zijn werk gaat? „Zo’n strand kan niet helemaal worden afgesloten, maar we kunnen er wel voor zorgen dat je alleen met een reservering de parkeerplaats op mag. Dan zijn we al een heel eind op weg. Bovendien, worden de parkeerplaatsen tijdens de coronacrisis ook niet afgesloten?”

Vakantie zal dan niet langer de onbekommerde keuzevrijheid van voorheen kennen, maar onze toekomstige vakantie dient nu eenmaal minder massaal en beter gepland te zijn, aldus Van der Borg. „We moeten die samenklontering van mensen voorkomen.”

Wat zullen de gevolgen zijn voor Nederlands grootste toeristische attractie: Amsterdam? „Amsterdam heeft een waardeloos toeristenbeleid. Het bestuur verbiedt bierfietsen en kaaswinkels, maar staat wel de opening van nóg een seksmuseum toe. Amsterdam is ziek – maar het verbieden van bierfietsen is niet meer dan symptoombestrijding, een paracetamolletje. Amsterdam moet eerst een meetkader ontwikkelen, want het heeft nu geen idee. Het registreert het aantal hotelovernachtingen, maar weet niets van de bezettingsgraad van Airbnb. Het weet niet hoeveel dagjesmensen komen, wat deze mensen doen, waar ze hun geld aan uitgeven.”

Onafhankelijke onderzoekers moeten de draagkracht van Amsterdam in beeld brengen, zegt hij – hoeveel bezoekers kan Amsterdam aan? Daarna moet de stad een beleid opzetten waarin de lokalen eerst komen, inclusief de ondernemers. „En dan geef je als stad dus geen toestemming aan een stel Chinese ondernemers om naast een Park & Ride drie hotels op te kopen en zo Amsterdam leeg te plukken.”

Maar voordat het tijdperk van de duurzamere, minder massale vakantie aanbreekt, zullen post-corona maatregelen het toerisme bepalen. Misschien moeten kamers 24 uur onbezet blijven, uit hygiëneoverwegingen, zegt Van der Borg. Maar er zal veel meer moeten veranderen.

„Kunnen we straks weer opgepropt in het vliegtuig van zo’n prijsvechter zitten? Willen we weer eten van overvolle buffetten waar de vorige in de rij net overheen heeft staan proesten? Kunnen we om 13 uur inchecken in een hotel met vijfhonderd kamers, waar de vorige gasten om 11 uur, zijn uitgecheckt? Ik denk van niet.”

 

 

In de jaren tachtig al waarschuwde Jan van der Borg , destijds onderzoeker en econoom bij het Tinbergen Instituut, voor de gevolgen van massatoerisme. Toen werd hij „weggelachen”.

Nu is hij verbonden aan de universiteiten van Leuven en Venetië en vinden zijn waarschuwingen gehoor. Vóór de coronacrisis was hij bezig met onderzoek naar toeristenstromen in Giethoorn, Kinderdijk en Zaandam; onderzoek dat nu stilligt.